plooi

Na mijn autismediagnose kan ik niet meer terug naar wie ik was, dus moet ik zijn wie ik ben.

Dat lijkt soms onmogelijk, want de wereld vraagt voortdurend dingen van me die ik niet kan waarmaken. Zo word ik geacht “prettig kennis te maken” te zeggen tegen iemand die ik nog helemaal niet ken. En moet ik “goed” antwoorden, of een variant daarop (“helemaal super!”), als mensen terloops vragen hoe het gaat. Ook als het helemaal niet goed met me gaat.

Als ik op een feest ben moet ik vrolijk zijn en mag ik niet sip kijken, want het is feest. Tijdens een uitvaart mag ik juist niet lachen, want dat is ongepast.

Ik weet nog dat ik een keer in een rij van nabestaanden stond en toen de vijftigste persoon met een schuin hoofd op me afstapte met een “welgemeende deelneming” ik ineens een lachstuip voelde opkomen. Meteen realiseerde ik me dat dat niet kon, dus deed ik maar alsof ik door emoties overmand raakte. Naar de toiletten gerend en daar heel hard geschaterd, waarna ik mijn gezicht eindelijk weer in de juiste plooi wist te vouwen.

Vorige
Vorige

echt niet

Volgende
Volgende

zeg maar