strand

Mijn droom is ooit aan het strand wonen. Aan is een compromis, het liefst woon ik erop. Maar dat kan niet, zelfs niet in mijn dromen. Er moet een duin tussen.

Alles wat ertoe doet aan de landzijde van de duin, doet er niet meer toe aan de zeezijde. Problemen worden futiliteiten en de drieteenstrandloper, die naar voedsel zoekt in net overspoeld zand en steeds een sprint trekt als er een golf nadert, heeft net zoveel recht om daar te zijn als ik.

Toen ik vier was, was ik een keer met mijn moeder op het strand. Ik keek naar de einder, mijn mond open als een garagedeur, het kwijl liep eruit. Op een gegeven moment draaide ik een kwartslag en begon ik een kant op te lopen. Mijn moeder erachteraan om te kijken hoelang het zou duren voor ik zou denken: waar ben ik?

Dat moment kwam niet. Toen mijn moeder me op een gegeven moment toch maar bij de arm pakte, bleef ik vooruitkijken. Alsof ik in gedachten nog doorliep.

Vorige
Vorige

een man en zijn vaatwasser

Volgende
Volgende

spoken awards