vvtt
Gisteren kreeg ik een app'je van een van mijn hulpverleners: of de afspraak bij het autisme-expertisecentrum nou om 11 uur was of om half 12. Faaaaaak, dacht ik, de afspraak bij het autisme-expertisecentrum! Die was ik compleet vergeten. Snel keek ik in mijn agenda en app'te terug: half 12.
Niets aan het handje, er was nog genoeg tijd, maar had de hulpverlener me geen berichtje gestuurd, dan hadden er drie mensen in een kamertje zitten wachten met een vierde stoel onbezet. Ze zouden me een berichtje hebben gestuurd: “Sta je in de file?” waarna ik me met een schok de afspraak zou herinneren, zou overwegen om bevestigend te antwoorden, maar alleen al de gedachte aan een leugen zou als een tumor op een orgaan op me hebben gedrukt, waardoor ik toch maar open kaart zou hebben gespeeld.
Open kaart zou hebben gespeeld staat in de voltooid verleden toekomende tijd; een werkwoordsvorm die echt bestaat, maar me heel wat hoofdbrekens kost. Want hoe kan nu iets voorbij zijn voordat het heeft plaatsgevonden?
Al had ik de afspraak van gisteren niet gemist, ik had 'm heel goed wel kúnnen missen. Want ik was 'm vergeten en had niemand me eraan herinnerd, dan zou ik mijn wegblijven als een kapitale blunder hebben beschouwd waar ik mezelf nog lange tijd om zou geselen.
Er was nu geen reden voor geselen, maar toch voelde ik de belofte van zweepstriemen op mijn rug die nog lange tijd nagloeiden. Tot dat nagloeien stopte, was de verleden toekomende tijd nog onvoltooid.