washandje
Een gedicht van Sara Eelen begint met de zin: We wassen elkaar met de andere kant van hetzelfde washandje. Het duurt lang voor ik verder kan lezen - het is me tot nu toe niet gelukt en ik ben al een dag met het gedicht bezig.
De vertraging komt doordat het woord ‘washandje’ me terugvoert naar de Gasthuisweg in Den Oever, waar mijn opa en oma woonden in een zelfgebouwd huis zonder douche. Een huis waarin vroeger nog wel eens een teil met warm water werd gevuld, maar nu werd volstaan met een washandje. Een washandje dat elke morgen langs alle lichaamsdelen werd heen en weer bewogen, eerst met zeep en daarna louter water. Die manier van jezelf verschonen doet me denken aan een kat, die steeds het bovenste van zijn poot met zijn tong bevochtigt, maar schoon is schoon en mijn grootouders stonken niet, en roken ook niet lekker: ze roken naar niks.
Dit in tegenstelling tot hun huis zelf, waarin een uiterst karakteristieke geur hing. Een geur die ik onmogelijk kan beschrijven, ik heb er de woorden niet voor, maar als ik of mijn broer of mijn zus of mijn nichten of mijn neven die geur nu zouden ruiken, zouden we allemaal zeggen: “Zó rook het bij opa en oma.”