writer’s routine
Op dit moment schrijf ik een non-fictieboek, doe ik research voor een biografie én redigeer ik teksten voor een zakelijke opdrachtgever. Op de meeste dagen gaat het ook in die volgorde.
Eerst mijn dagelijkse warming up, dat is dit blog. Als alles lekker los is gekomen werk ik aan het non-fictieboek. Op aanrader van schrijver/journalist Anna van den Breemer luister ik graag naar de podcast Writer's Routine en hoor ik collega-schrijvers verkondigen dat ze dagelijks tweeduizend, soms zelfs vijfentwintighonderd woorden weten te produceren. Vaak in de vorm van een ‘vomit draft’, dat wel, maar mijn god: ik ben al blij als ik er vijfhonderd op het papier krijg.
Emma Wilkins schreef dit weekend in The Guardian: “The more creative the piece I’m writing, the more it matters to me personally, and the more procrastinating and rewriting I seem to do.” Dat herken ik. Het non-fictieboek gaat over mijn autismediagnose en vaak zie ik enorm op tegen het zelfonderzoek dat ik moet gaan doen. Het is dan zoveel aantrekkelijker om via social media te gaan zitten kijken hoe iemand op het strand ligt te liggen, of oude afleveringen van Avro's Sterrenslag te kijken op YouTube.
Heb ik de vijfhonderd woorden eruit geperst, dan ga ik meestal een rondje wandelen of hardlopen, waarna ik research doe voor de biografie: ik lees dagboeken en krantenartikelen en interview mensen die de gebiografeerde hebben gekend. Ten slotte redigeer ik zakelijke teksten. Dat is mooi werk, want ik maak stroeve teksten soepel en ben een soort Jezus: verhalen die niet lopen help ik weer op de been.