zekersteweten
Gisteren kwam ik iemand tegen op straat die ik kende. Ik hield halt, zette mijn boodschappentas voor me op de grond, ging rechtop staan, de benen iets gespreid, en vroeg: “En hoe is het nou met jou?”
Waarop die ander antwoordde: “Prima, en met jou?”
“Ook goed. Zekersteweten,” antwoordde ik. “Ik mag niet klagen. Alles goed met de kinderen?”
“Jaaaaaaaaa,” antwoordde de ander, de ‘a’ uitrekkend als een trekharmonica. “13 en 15 zijn ze inmiddels…”
“…Wat worden ze groot hè?”
Dit ging zo nog een tijdje door, tot beide partijen op natuurlijke wijze aanvoelden dat het genoeg was geweest. “Nou, we gaan het zien, ik ga weer door,” sprak de ander. Waarop ik reageerde met: “Ik spreek je snel weer, hoi-hoi!”
Ik was erg in mijn nopjes met hoe vloeiend dit gesprek was gelopen, was al bezig met mijn weg te vervolgen. Maar toen stelde die ander ineens toch nóg een vraag: “Helemaal vergeten, hoe gaat het eigenlijk met joúw kinderen?”
Ik mijn boodschappentas weer neerzetten, weer rechtop staan, de benen opnieuw iets uit elkaar, en zo begonnen we aan deel 2 van ons kletspraatje. Wat is alsof je als marathonloper de finish bereikt, bloemen in de handen krijgt gedrukt, medaille om je nek en dat er daarna onmiddellijk een nieuw startschot volgt.
“Goed, heel goed,” zei ik toch maar weer. “Het gaat heel goed met ze. 23 en 25 zijn ze inmiddels…”
“Wat fijn, nou doei!”
Huh, wat? Was het gesprek ineens tóch afgelopen! De ander had me de rug al toegekeerd! Stond ik daar!